Het lijkt er anno 2020 op dat de contouren van het morfologisch Waddensysteem vast liggen en dat de knop waar aan te draaien valt het suppletie- en baggerbeleid is. Als de zeespiegel sneller gaat stijgen zullen, volgens de huidige voorlopige inzichten, het snelst de grote kombergingsgebieden van het Vlie en Texel verdrinken en daarna zijn Ameland, Zoutkamp, Eierland en Pinkegat aan de beurt. Met slimme strekdammen is wellicht nog wat te winnen maar het grote probleem is een structureel sedimenttekort op een schaal van honderden kilometers, honderden miljoenen kuubs en eeuwen tijd. Het tekort uit zich eerst in een afname van de biomassa en biodiversiteit in het bodemleven, daarna in biomassa en biodiversiteit van vispopulaties en uiteindelijk vogels en zoogdieren, die leven van het bodemleven en van vissen.
Er zijn twee elkaar aanvullende benaderingen van het vraagstuk. De macrobenadering is gericht op de basis: het compenseren van het grote structurele sedimenttekort met megasuppleties. De microbenadering is gericht op het mitigeren van de uiteindelijke gevolgen door kleine gerichte suppleties. Ook als het structurele tekort blijft, hebben mitigerende micromaatregelen een positief effect. Ze zijn te zien als ‘beter dan niets’, maar evenzogoed als ‘dweilen met de kraan open’.
Het voordeel van de microbenadering is dat deze suppleties plaatsvinden in díe gebieden met de meeste positieve gevolgen van de suppleties, die afgelegen liggen en veel door vogels en zeehonden bezocht worden. Als het aangebrachte materiaal uit de diepe zee zou komen wordt er extern sediment in het systeem gebracht en draagt het daarmee bij aan het structurele probleem. Meestal zal echter, om kosten en transport-CO2 te besparen, het sediment van zo dichtbij mogelijk komen. In het pilot project de Slibmotor is 0,5 miljoen kuub baggermateriaal uit de scheepvaartgeul naar Harlingen in een nabijgelegen geul aangebracht met als doel om kwelderaangroei te bevorderen langs de Friese kust.
De microbenadering is in de Oosterschelde de pilotfase al voorbij. De Oosterschelde heeft een structureel sedimenttekort van zo’n 500 miljoen kuub. Er is een beleidskeuze gemaakt om dit niet te willen herstellen met een structurele macrobenadering (kosten enkele miljarden), maar door het eroderen van de platen plaatselijk te mitigeren (kosten enkele miljoenen): sinds 2008 is er op vier lokaties in de Oosterschelde bijna 2 miljoen kuub zand op verdrinkende platen aangebracht. Overigens is het probleem in de Oosterschelde structureel anders: het systeem streeft daar naar een nieuw evenwicht dat de mens niet bevalt en we proberen dat tegen te gaan. Het evenwicht waar de Waddenzee naar streeft bevalt ons juist wel en dat willen we versnellen.
De macrobenadering wordt in Nederland formeel alleen toegepast voor het handhaven van het kustfundament en niet tegen het verdrinken van intergetijdegebieden. Het blijkt echter dat twee derde van de bijna 120 miljoen kuub tussen 1991 en 2019 gesuppleerd op de Waddeneilandkusten uiteindelijk in de Waddenzee terecht is gekomen. De relatie tussen de kustsuppleties en de sediment-import in de Waddenzee is complex: als er minder zou worden gesuppleerd, zal dat leiden tot kleinere buitendelta’s, eroderende eilandkusten en afnemende import in de Waddenzee in een ingewikkeld samenspel. Met beter begrip van vooral de lokale morfologie van de buitendelta’s is het mogelijk om zodanig te suppleren dat méér sediment in de Waddenzee terecht komt, maar dit is nog geen beleid.
Het voordeel van de macrobenadering is dat het bijdraagt aan het structurele lange termijn-probleem. Grote diepe schepen halen zand van buiten het systeem en storten dit op kusten en buitendelta’s. Door schaalvoordelen is het suppletiekostentechnisch vele malen voordeliger om met een modern diepstekend megabaggerschip véél in één keer te suppleren op een makkelijk bereikbare plek, dan een klein beetje herverdelen naar een moeilijk bereikbare plek met een ondiep oud scheepje. Daar staat tegenover dat het aangebrachte zand door het megaschip niet meteen de intergetijdeplaten ten goede komt: het kan ook in een diep systeem terecht komen dat al lang verdronken is.